Voltijd pabostudenten die stage lopen op een school in Rotterdam of Den Haag krijgen sinds 1 augustus 2023 een stagevergoeding. Dat hebben de Rotterdamse en Haagse schoolbesturen met elkaar afgesproken. Het gesprek hierover begon een aantal jaren geleden in het de Brede opleidingsschool Rotterdam en verspreidde zich als een olievlek over de regio. Thirza van ’t Verlaat, lerarenopleider van hogeschool InHolland, is programmamanager van dit partnerschap. Elwine Walraven is programmamanager van de Onderwijsregio Rotterdam PO.
Onder meer door het toenemende lerarentekort, ontstond in het partnerschap Brede opleidingsschool Rotterdam het gesprek over harmonisering van de stagevergoeding. Er waren wat dit betreft grote verschillen tussen scholen en besturen, en dat sommige besturen wel en andere besturen geen stagevergoeding gaven, had ongewenste neveneffecten, vertelt Thirza. “Zo kan dat ertoe leiden dat studenten op basis van de vergoeding voor een stageschool kiezen, terwijl je natuurlijk wilt dat ze voor een stageschool kiezen op basis van de visie en de professionele cultuur.”
Elwine ziet nog een ander belangrijk motief om studenten een stagevergoeding te geven: “De tijd dat stagiairs in een aparte ruimte of aan een aparte tafel zitten is voorbij. Zij horen erbij en dragen al in een vroeg stadium bij aan het onderwijsproces. Een stagevergoeding is een teken van waardering voor het werk dat studenten doen en onderstreept hun rol als aankomende professional. Door hen een vergoeding te geven, laten we de stagiair zien: jij doet ertoe. Het bedrag dat studenten krijgen is niet groot, maar het gaat vooral om het gebaar van waardering en dat is, mede met het oog op het lerarentekort, heel belangrijk.”
Dat vindt ook de Algemene Onderwijsbond, die zich ervoor inzet om de stagevergoeding op te nemen in de cao, vooral omdat het voor jongeren dan aantrekkelijker is om te kiezen voor het leraarschap. De AOb pleit voor een vergoeding van € 750 per maand bij een stageweek van 40 uur. Dit bedrag is gelijk aan de stagevergoeding van de Rijksoverheid. De vergoeding van de LIO-stage is wel vastgelegd in de cao.
“We willen studenten niet alleen begeleiden, maar hen echt onderdeel maken van de onderwijscommunity.”
“Dat bedrag is nu niet haalbaar,” zegt Elwine, “omdat scholen de vergoedingen op dit moment vanuit de lumpsum moeten betalen. Wij hopen dat de overheid hiervoor structureel geld ter beschikking zal stellen, mede omdat we dan ook andere studenten een stagevergoeding kunnen geven, bijvoorbeeld deeltijders en mbo-studenten die stage lopen in het onderwijs. Onze regeling geldt nu alleen voor voltijd pabostudenten omdat scholen simpelweg niet voldoende middelen hebben om álle verschillende groepen stagiairs een vergoeding te geven.”
Alle voltijd pabostudenten krijgen met ingang van het schooljaar 2023-2024 een stagevergoeding. Eerstejaars en tweedejaars studenten krijgen een vergoeding van € 180 per maand (gebaseerd op 2 stagedagen per week). Vanaf het derde jaar bedraagt de vergoeding € 250 per maand (gebaseerd op 2 stagedagen per week). De stagevergoeding is niet van toepassing op een Leraar in Opleiding (LiO). Hiervoor zijn in de cao po aparte afspraken vastgelegd.
In het partnerschap Brede opleidingsschool Rotterdam begon een aantal jaren geleden – al voordat de onderwijsregio er was – het gesprek over de wenselijkheid van harmonisering van de stagevergoeding. “De besturen hebben toen het gesprek hierover gevoerd en conceptafspraken gemaakt”, vertelt Thirza. “Met de start van de onderwijsregio is die beweging verbreed, en doordat InHolland ook in Den Haag zit, sijpelde het ook door naar onderwijsregio Haaglanden. Als je als partnerschap zo’n besluit neemt, heeft het consequenties voor de hele regio, en zelfs buiten de regiogrenzen. Voor besturen voelt het immers niet goed als studenten in het Rotterdamse wel een stagevergoeding krijgen en in een nabijgelegen regio niet. Als programmaleider heb ik verkenningsgesprekken gevoerd met de bestuurders en het vervolgens neergelegd bij de gremia waar dit besproken moet worden: bestuurders, HR-managers, programmamanagers van partnerschappen en van onderwijsregio’s. Het is heel belangrijk dat je dit op alle lagen goed met elkaar afstemt.”
Juist in dat ‘afstemmen’ heeft Rotterdam een sterke traditie, iets dat in dit proces volgens Elwine enorm helpend is geweest. “Al sinds 2018 zitten de hoofden HR van de Rotterdamse schoolbesturen samen in een expertgroep waar zij allerlei HR-zaken met elkaar bespreken en afstemmen: hoe gaan wij als Rotterdamse besturen om met ons personeel? Eigenlijk waren wij een ‘onderwijsregio avant la lettre’, omdat we in het Rotterdamse al heel lang over de bestuursmuren heen samenwerken en afspraken maken. Ook de conceptafspraken over de stagevergoeding zijn in een vroeg stadium in de HR-expertgroep besproken.”
“Het is essentieel dat deze afspraken breed gedragen worden. Alleen zo kun je duurzame kwaliteit en betrokkenheid realiseren.”
Hoewel de gemeente Rotterdam geen rol speelde in het besluit van de stagevergoedingen, vinden Elwine en Thirza dat de gemeente hierbij in de voorwaardelijke sfeer een belangrijke rol heeft gespeeld. “Bij allerlei onderwerpen is de gemeente al jaren een partner van onderwijsbesturen en opleidingsinstituten”, vertelt Thirza. “De gemeente faciliteert bijvoorbeeld ook de HR-expertgroep. Dat stimulerende gemeentebeleid maakte het voor ons partnerschap veel makkelijker om het voorstel over de stagevergoeding op de tafels van de andere gremia te krijgen. Misschien is dat wel de belangrijkste succesfactor: dat samenwerking in het Rotterdamse met de gemeente al zo lang en zo sterk werd gestimuleerd. Daardoor is er wederzijds respect en vertrouwen; belangrijke voorwaarden voor dit soort afspraken. Dat kan alleen groeien als je professionele relaties opbouwt. Daarom is het belangrijk dat je zowel in het partnerschap als in de onderwijsregio situaties creëert waar je elkaar ontmoet.”
Hoewel afspraken over de stagevergoeding op bestuursniveau worden genomen, is het essentieel dat andere betrokkenen en ‘lagen’ hierin worden meegenomen. “Besturen moeten dit intern bespreken met de MR/GMR, maar ook moet het worden gedragen door de collega’s in de scholen”, zegt Elwine. “Het is daarbij belangrijk dat je een eenduidig en gemeenschappelijk verhaal hebt, zodat voor iedereen duidelijk is welke afspraken er zijn gemaakt en waarom.”
“Ook moet je aandacht hebben voor de gelaagdheid van het Samen Opleiden en ervoor zorgen dat je alle lagen – instituutsopleiders, schoolopleiders, praktijkbegeleiders – hierin meeneemt”, voegt Thirza toe. “Het is belangrijk dat iedereen die met studenten werkt, weet en begrijpt dat hiervoor is gekozen. Hoewel het proces daardoor soms meer tijd vraagt, draagt aandacht voor die gelaagdheid bij aan betrokkenheid, een betere afstemming, en duurzame kwaliteit.”